Wat zijn de gevolgen van het niet doen van aangifte?
Wat zijn de gevolgen van het niet doen van aangifte?
04 april 2025 

Wat zijn de gevolgen van het niet doen van aangifte?

De rechtbank Zeeland- West-Brabant zet dat in een recente uitspraak nog eens mooi op een rij (RB Zeeland-West-Brabant 31 maart 2025, nr. 24/3253, ECLI:NL:RBZWB:2025:1824).

Casus

Wat waren de feiten. Hieronder kort en puntsgewijs het verloop.

  • Sinds 5 feb 2019: Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van [B.V. 1] (geen andere werknemers).
  • Sinds 26 jun 2020: Enig aandeelhouder, bestuurder en werknemer van [B.V. 2].
    • [B.V. 2] bezit 24% van [B.V. 3] en is mede-bestuurder.
    • [B.V. 3] heeft geen personeel.
  • In 2020:
    • € 600 loon ontvangen van [B.V. 1].
    • Geen loon of loonheffing via [B.V. 2] of [B.V. 3].
  • Aangifte IB/PVV 2020:
    • Uitnodiging: 27 feb 2021
    • Herinnering: 2 jun 2022
    • Aanmaning: 8 jul 2022 (deadline 22 jul)
  • Ambtshalve aanslag (29 mrt 2023):
    • Loon: € 600
    • Fictief loon: € 46.000
    • Uitkering: € 13.255
    • Totaal: € 59.855
  • Bezwaar (9 mei 2023) + aangifte (9 jun 2023):
    • Totaal aangegeven: € 13.855 (loon + uitkering)
  • Uitspraak inspecteur (2 feb 2024): Aanslag verlaagd naar € 59.255.

Gevolgen van niet doen van aangifte? 

Omkering en verzwaring van de bewijslast

De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, omdat hij ondanks een uitnodiging en aanmaning geen aangifte IB/PVV 2020 heeft ingediend binnen de gestelde termijn. Hierdoor is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast: de inspecteur mag het inkomen schatten, tenzij belanghebbende overtuigend aantoont dat de aanslag onjuist is.

De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de schatting van de inspecteur redelijk is, en of belanghebbende heeft doen blijken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.

Redelijke schatting?

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht is uitgegaan van de gebruikelijkloonregeling bij het vaststellen van de aanslag. Omdat belanghebbende directeur-grootaandeelhouder was van 3 BV’s, en hij werkzaamheden verrichtte voor ten minste twee daarvan, is het aannemelijk dat sprake was van een loonverhouding. De inspecteur heeft daarom het belastbaar inkomen geschat op € 46.000, bestaande uit het daadwerkelijk ontvangen loon van € 600 en een gebruikelijk loon van € 45.400. De rechtbank vindt deze schatting niet onredelijk of willekeurig.

Heeft belanghebbende aan de verzwaarde bewijslast voldaan?

Het is aan belanghebbende om te doen blijken dat en in hoeverre de schatting van de inspecteur onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende daar niet in geslaagd. Anders dan belanghebbende stelt is niet het werkelijk genoten loon maar het voor de werkzaamheden gebruikelijke loon bepalend voor de hoogte van het belastbaar inkomen. Belanghebbende heeft geen bewijs geleverd waaruit zou blijken dat een lager loon dan € 46.000 gebruikelijk zou zijn voor de werkzaamheden die hij heeft verricht. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat het gebruikelijk loon lager zou moeten omdat sprake is van een structurele verliessituatie in één of meer vennootschappen binnen het concern blijkt dat naar het oordeel van de rechtbank niet uit het dossier.

Wil je iedere week de actualiteit als eerste ontvangen? Meld je dan aan via deze link

Over de schrijver
Reactie plaatsen