In het belastingrecht bepalen partijen de omvang van de procedure. Er zijn echter een aantal aangelegenheden die de belastingrechter ambtshalve moet toetsen. Wat toetst de belastingrechter ambtshalve? Hieronder een overzicht van aangelegenheden die regelmatig voorkomen.
Tijdigheid bij hem ingesteld rechtsmiddel
De belastingrechter moet zelfstandig toetsen of het bij hem ingestelde rechtsmiddel tijdig is ingediend. Ook beoordeelt de rechter of de nota griffierecht tijdig is betaald.[1]
Is het rechtsmiddel te laat ingediend of is de nota griffierecht niet of te laat betaald dan volgt in beginsel niet-ontvankelijk verklaring. Niet-ontvankelijk verklaring blijft achterwege als de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan belastingplichtige kan worden toegerekend (art. 6:11 Awb).
Omdat de belastingrechter alleen mag toetsten of het bij hem ingestelde rechtsmiddel tijdig is ingediend, betekent dit voorts dat de rechter niet (meer) ambtshalve mag beoordelen of het bezwaar tijdig is ingediend.[2]
Toepassing omkering en verzwaring van de bewijslast
Omkering en verzwaring van de bewijslast is aan de orde als de vereiste aangifte niet is gedaan of als er sprake is van een onherroepelijke informatiebeschikking.[3] Als aan die voorwaarden is voldaan, moet de belastingrechter de bewijslast omkeren en verzwaren. Ook als de Belastingdienst dat niet heeft gedaan. Dat mag niet rauwelijks. Met andere woorden de belastingplichtige mag hiermee niet voor het eerst in de uitspraak mee worden geconfronteerd. Belastingplichtige moet gelegenheid hebben gehad om zich hierover uit te laten.[4]
Verjaring boete
Bij een geschil over een boete moet de rechter ambtshalve onderzoeken of de termijn voor het opleggen van een boete niet is verstreken/niet is verjaard. Dat geldt ook als de belastingplichtige met de inspecteur heeft afgesproken dat de aanslagtermijn wordt verlengd. Toestemming voor verlenging van de aanslagtermijn kan dus geen betrekking hebben op de boete. Is er uitstel voor het doen van het indienen van aangifte verleend (speelt alleen bij aanslagbelastingen) dan ligt het op de weg van de inspecteur aannemelijk te maken dat uitstel voor doen van aangifte is verleend als daarover discussie is ontstaan.[5]
Boete na overlijden
Als belastingplichtige komt te overlijden, kan aan hem geen boete worden opgelegd.[6] De boete vervalt als deze op het moment van overlijden nog niet onherroepelijk is of nog niet is betaald. Uit het arrest van de Hoge Raad van 16 september 2022 leid ik af dat de rechter de boete ambtshalve moet vernietigen als de belastingplichtige gedurende de procedure is overleden. In deze zaak had het Hof de boete alleen verminderd omdat de naheffingsaanslag omzetbelasting was verminderd. De Hoge Raad besliste dat het Hof had miskend dat de boete moet komen te vervallen.[7]
Overschrijding redelijke termijn in boetezaken
Is aan de belastingplichtige een boete opgelegd, dan heeft hij recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. De termijn vangt aan vanaf het moment dat belastingplichtige uit het handelen van de Belastingdienst kan opmaken dat aan hem een boete zal worden opgelegd. Dat is in ieder geval op het moment dat hem de gronden waarop de boete berust worden medegedeeld. De inspecteur en rechtbank hebben samen 2 jaar om de zaak te behandelen. De hoger beroepsprocedure mag als uitgangspunt 2 jaar duren en dat ook voor de cassatieprocedure bij de Hoge Raad. Als deze termijn worden overschreden, heeft dat vaak tot gevolg dat de boete wordt verminderd. Dat is een aangelegenheid die de belastingrechter ambtshalve moet toetsen.[8]
Dat geldt niet voor overschrijding van de redelijke termijn in niet-boetezaken. Als belastingplichtige meent dat in een procedure over de belastingaanslag de redelijke termijn is overschreden, moet hij zich daarop expliciet beroepen.
Hoogte boete als belastingaanslag met omkering en verzwaring van de bewijslast is vastgesteld
Als de vereiste aangifte niet is gedaan of als er een onherroepelijke informatiebeschikking is, wordt de belastingaanslag opgelegd met toepassing van de omkering en de verzwaring van de bewijslast. Als de inspecteur over onvoldoende gegevens beschikt om de belastingaanslag vast te stellen, kan hij de belastingschuld vaststellen door een redelijke schatting van de belastingschuld te maken. Dat kan ertoe leiden dat de belastingaanslag en daarmee ook de boete hoger is dan de werkelijk verschuldigde belasting,
De Hoge Raad heeft beslist dat de omstandigheid dat de belastingaanslag met omkering en verzwaring van de bewijslast is vastgesteld, een omstandigheid is die moet worden meegenomen bij de beoordeling of de boete passend en geboden is. De feitenrechter moet dit ambtshalve toetsen.[9]
Meer weten?
Wil je weten hoe ik hier in mijn praktijk mee omga? Iedere vrijdag deel ik dat per mail in een wekelijkse update. Vind je het leuk om deze updates te ontvangen? Meld je dan aan via deze link.
Meer over de verplichtingen die ondernemers hebben vind je ook in mijn boek ‘Winnen van de belastingdienst? Doe je zo!’. Meer weten over het boek klik dan op de link Winnen van de belastingdienst.
[1] HR 13 mei 2011, nr. 10/03845, ECLI:NL:HR:2011:BQ4291
[2] HR 16 juli 2021, nr. 20/01682, ECLI:NL:HR:2021:1153
[3] Art. 25, lid 3, AWR en art. 27e AWR
[4] HR 11 juli 2008, nr. 44.098, ECLI:HR:NL:2008:BD6837
[5] HR 29 april, nr. 09/05158, ECLI:NL:HR:2011: BN9685
[6] Art. 5:42 Awb
[7] HR 16 september 2022, nr.19/01428, ECLI:NL:HR:2022:1224
[8] HR 22 april 2005, nr. 37.984, ECLI:NL:HR:2005:AO9006
[9] Zie HR 18 januari 2008, nr. 41.832, ECLI:NL:HR:2008:BC1962