Aangifteverplichting niet (volledig) nageleefd? Dit zijn de sancties

Het is weer aangiftetijd dat betekent dat er de komende maanden weer een groot aantal aangiften zullen worden ingediend. De afgelopen 2 weken ging ik onder meer in op de uitnodiging tot het doen van aangifte, de termijn en de inhoud van de aangifte. Deze week meer over de sancties.

Welke sancties kan de Belastingdienst opleggen als je de aangifteverplichting niet (volledig) hebt nageleefd?

Boetes

Aangifte te laat ingediend

De uitnodiging tot het doen van aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting bevat een termijn waarbinnen de aangifte moet zijn ingediend. Wordt de aangifte niet binnen de gestelde termijn door de Belastingdienst ontvangen, dan wordt een aanmaning gestuurd. De belastingplichtige krijgt de gelegenheid om de aangifte alsnog binnen een aantal dagen in te dienen. Wordt de aangifte niet binnen die termijn gedaan dan wordt bij de aanslag een verzuimboete opgelegd. Het wettelijk maximum bedraagt €5.514 maar dat is niet het bedrag dat direct wordt opgelegd.

Betreft het een boete bij de aanslag inkomstenbelasting dan bedraagt de boete in eerste instantie €386. Bij de aanslag vennootschapsbelasting wordt een boete van €2.757 opgelegd. Deze boetes zijn eenvoudig te voorkomen door op tijd de aangifte te doen of door op tijd (voordat de termijn is verstreken) uitstel te vragen voor het doen van aangifte.

Niet alleen kan een verzuimboete worden opgelegd als de aangifte te laat is ingediend maar er kan ook een boete worden opgelegd als er helemaal geen aangifte is ingediend. Het helemaal niet indienen van de aangifte kan ook tot andere sancties leiden.

Opzettelijk geen aangifte 

Wordt de aangifte opzettelijk niet ingediend dan kan daarvoor een vergrijpboete worden opgelegd. De boete bedraagt maximaal 100% van de belasting die als gevolg van de opzet niet zou zijn geheven. Betreft het box 3 inkomen dan is de boete maximaal 300% van de verschuldigde belasting.

De Hoge Raad heeft vorig jaar september beslist dat voor het opleggen van een vergrijpboete wegens het opzettelijk niet doen van aangifte ook geldt dat de belastingplichtige moet zijn uitgenodigd tot het doen van aangifte en moet zijn aangemaand. Dat geldt ook als de belastingplichtige wist dat hij aangifte moest doen maar dat opzettelijk niet heeft gedaan.[1]

Sinds april 2022 moet de inspecteur op overtuigende wijze aantonen dat de aangifte opzettelijk niet is ingediend.[2]

Opzettelijk onjuiste of onvolledige aangifte

Wordt er opzettelijk een onjuiste of onvolledige aangifte ingediend dan kan de Belastingdienst, evenals bij het opzettelijk niet indienen van de aangifte, een vergrijpboete op te leggen. Ook hier geldt dat de Belastingdienst het bewijs dat de beboetbare gedraging is begaan op overtuigende wijze moet aantonen.

Bewijssanctie

Omkering en verzwaring van de bewijslast

Het niet doen van een aangifte terwijl er wel belasting is verschuldigd, of het doen van een onjuiste of onvolledige aangifte kan tot gevolg hebben dat de bewijslast moet worden omgekeerd. Dat betekent dat de belastingplichtige op overtuigende wijze moet aantonen dat de aanslag onjuist is. De praktijk laat zien dat deze sanctie vaak vervelender uitpakt dan een boete.

Gaat het om materiële gebreken in de aangifte dan wordt de bewijslast omgekeerd als er sprake is van een absoluut en relatief omvangrijk bedrag dat als gevolg van de gebreken niet zou zijn geheven. Wanneer is daarvan sprake? Uit de rechtspraak volgt dat van een absoluut omvangrijk bedrag kan worden gesproken bij zo’n €2.000. Waar de grens van relatief omvangrijk ligt, is nog niet helemaal duidelijk maar de afwijking zal tussen de 5,5% en 19% liggen.

Een bijkomende eis is, dat belanghebbende had moeten weten dat de aangifte onjuist of onvolledig was. De inspecteur moet dat bewijzen. Is er helemaal geen aangifte ingediend terwijl er wel belasting is verschuldigd, dan is dat bewijs betrekkelijk eenvoudig te leveren. In andere gevallen is dat niet altijd eenvoudig. Heeft de belastingplichtige bijvoorbeeld een pleitbaar standpunt (= een onjuist maar verdedigbaar standpunt)? Dan is bijvoorbeeld niet aan het bewustheidsvereiste voldaan. Dat geldt ook als de fout het gevolg is van een vergissing.
De belastingplichtige hoeft overigens niet zelf de bewustheid te hebben. Wordt de aangifte ingediend door een belastingadviseur en had de adviseur zich ervan bewust moeten zijn dat de aangifte inhoudelijke gebreken bevatte, dan kan die bewustheid aan belastingplichtige worden toegerekend.

Sinds het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022 is duidelijk dat ook andere fouten in de aangifte, zoals het niet aankruisen van een hokje, in de regel zullen leiden tot de conclusie dat de aangifte inhoudelijk niet juist is. De tekortkoming moet wel van voldoende gewicht zijn. Is de aangifte inhoudelijk niet juist dan heeft dat niet altijd consequenties voor de bewijslast, bijvoorbeeld als de gevraagde gegevens betrekking hebben op belastingheffing over een ander jaar.[3]

Conclusie

Wordt de aangifteverplichting niet of niet volledig nageleefd dan heeft de Belastingdienst diverse mogelijkheden om dat te sanctioneren. Sommige fouten kunnen eenvoudig worden vermeden, zoals het op tijd indienen van een aangifte.

Inhoudelijke fouten daarentegen zijn niet altijd te voorkomen. Er gaan gewoon weleens dingen mis en de wetgeving is ook altijd duidelijk. De Hoge Raad onderkent dat ook. Een sanctie is dan niet op zijn plaats. Ik meen dan ook dat de Belastingdienst terughoudend moet zijn met het maken van ernstige verwijten.

Meer weten?

Iedere vrijdag deel ik per mail een wekelijkse update van het formele belastingrecht. Vind je het leuk om deze updates te ontvangen? Meld je dan aan via deze link.

Meer over de verplichtingen die ondernemers hebben vind je ook in mijn boek ‘Winnen van de belastingdienst? Doe je zo!’. Meer weten over het boek klik dan op de link Winnen van de belastingdienst.

 

 

[1] HR 30 september 2022, nr. 21/02001, ECLI:NL:HR:2022:1341.

[2] HR 8 april 2022, nr. 20/02638, ECLI:NL:HR:2022:526 en HR 3 februari, nr. 22/01072, ECLI:NL:HR:2023:97.

[3] HR 27 mei 2022, nr. 20/01587, ECLI:NL:HR:2022:767.