Wat is de omvang van het hoger beroep?
Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad een arrest gewezen dat gaat over de omvang van het hoger beroep. Hoe wordt de omvang van het hoger beroep bepaald en hoe voorkom je dat argumenten door het Hof onbehandeld worden gelaten?
Omvang van het hoger beroep
Volgens de parlementaire toelichting wordt de rechtsstrijd in hoger beroep beperkt tot de door de appellerende partij geformuleerde gronden. De andere (verwerende) partij kan zich daartegen verweren, maar kan niet zelf alsnog haar eigen bezwaren tegen de uitspraak van de eerste rechter naar voren brengen (Tweede Kamer, 2003/2004, 29.251, nr. 3, blz. 10).
De Hoge Raad heeft die toelichting zo uitgelegd dat de partij die geen hoger beroep instelt en geen of niet tijdig incidenteel hoger beroep instelt, door de uitspraak van het Hof niet in een betere positie kan komen te verkeren ten opzichte van de uitspraak van de rechtbank, tenzij het een aangelegenheid betreft die de rechter ambtshalve moet onderzoeken (HR 19 december 2014, nr. 13/06296, ECLI:NL:HR:2014:3610).
Incidenteel hoger beroep kan bijvoorbeeld worden ingesteld als belastingplichtige gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld en hij heeft besloten in de uitspraak van de rechtbank te berusten. Als de inspecteur in hoger beroep gaat, dan kan belastingplichtige incidenteel hoger beroep instellen als hij alsnog volledig gelijk wil krijgen. Het incidenteel hoger beroep hoeft zich niet te beperken tot de beslissingen van de rechtbank waarop het hoger beroep ziet. Het kan op andere beslissingen van de rechtbank zien, ook op beslissingen over andere belastingaanslagen (HR 4 juni 2010, nr. 09/01362, ECLI:NL:HR:2010:BL7972).
Belastingplichtige volledig in gelijk gesteld
Als belastingplichtige volledig in het gelijk is gesteld door de rechtbank, dan heeft hij geen belang bij het instellen van hoger beroep. Alleen de inspecteur kan dan hoger beroep instellen. Hoe moet in hoger beroep worden omgegaan met door rechtbank onbehandeld gelaten stellingen van de belastingplichtige?
Casus uitspraak HR 8 september 2023
In de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 8 september 2023 (HR 8 september 2023, nr. 21/01598, ECLI:NL:HR:2023:1168) is namens belastingplichtige in eerste aanleg bij de rechtbank aangevoerd dat er primair sprake is van winst uit onderneming en subsidiair van opgewekt vertrouwen. De rechtbank heeft belastingplichtige op zijn primaire stelling, er is sprake van winst uit onderneming, gelijk gegeven. Het beroep op het vertrouwensbeginsel heeft de rechtbank onbehandeld gelaten.
De inspecteur heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en heeft betoogd dat er geen sprake is van winst uit onderneming. Namens belastingplichtige is een verweerschrift ingediend. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is daarin niet genoemd. Tijdens de zitting hebben de inspecteur en belastingplichtige verklaard dat het geschil zich beperkt tot de vraag of sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) dan wel winst uit onderneming. Het Hof heeft beslist dat geen sprake is van ROW of winst uit onderneming. Het bij de rechtbank gedane beroep op het vertrouwensbeginsel heeft het Hof niet behandeld.
Namens belastingplichtige is cassatie ingesteld en is aangevoerd dat het Hof ten onrechte het beroep op het vertrouwensbeginsel niet heeft behandeld.
Beslissing van de Hoge Raad
Om het Hof het primaire standpunt van belastingplichtige (winst uit onderneming) heeft verworpen, had het Hof, volgens de Hoge Raad, het subsidiaire standpunt (vertrouwensbeginsel) moeten behandelen. Dat is alleen anders als de belastingplichtige bij de rechtbank of bij het hof zou hebben verklaard dat het standpunt uitdrukkelijk en ondubbelzinnig wordt prijsgegeven. Dat is volgens de Hoge Raad niet gebeurd.Hiervoor is namelijk niet voldoende dat belastingplichtige het standpunt in hoger beroep niet heeft herhaald. Ook is niet voldoende dat namens belastingplichtige ter zitting in hoger beroep is verklaard dat het geschil zich beperkt tot de vraag of sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden dan wel winst uit onderneming. Ik kan mij voorstellen dat het Hof wellicht meende dat met de afbakening van het geschil de overige standpunten niet behandeld hoefde te worden. Ook omdat het beroep op het vertrouwensbeginsel in het hoger beroep niet was herhaald.
De Hoge Raad heeft echter in 2015 al eens beslist dat de beperking/afbakening van het geschil niet voldoende was om aan te nemen dat het standpunt uitdrukkelijk en ondubbelzinnig was prijsgegeven (HR 20 november 2015, nr. 14/06088, ECLI:NL:HR:2015:3311). Het Hof heeft dit arrest wellicht over het hoofd gezien of meende wellicht dat het in dit geval anders was. Dat blijf speculeren.
Wat kun je doen om een cassatie te voorkomen?
Feit is dat het Hof het beroep op het vertrouwensbeginsel had moeten behandelen. Neemt niet weg dat het altijd een keer kan gebeuren dat het om wat voor reden dan ook over het hoofd wordt gezien.
De fout daarvoor ligt misschien bij het Hof maar belastingplichtige krijgt te maken met een verlenging van de, vaak toch al lange, procedure. Ook brengt het extra kosten met zich mee. Hij moet tegen de uitspraak van het Hof in cassatie. De Hoge Raad is geen feitenrechter dus de zaak moet vervolgens worden verwezen voor verdere behandeling. Daarna volgt eventueel opnieuw cassatie.
Om dit te voorkomen kun je namens belastingplichtige het beste maar duidelijk zijn over je standpunten en waarop je een beslissing van het Hof wilt hebben. Bij voorkeur doe je dat al in de schriftelijke ronde, maar anders op zitting.
Meer weten?
Iedere week deel ik per mail een update van het formele belastingrecht. Vind je het leuk om deze updates te ontvangen? Meld je dan aan via deze link.
Meer over de verplichtingen die ondernemers hebben vind je ook in mijn boek ‘Winnen van de belastingdienst? Doe je zo!’. Meer weten over het boek klik dan op de link Winnen van de belastingdienst.