Leent een discussie over de navorderingsbevoegdheid zich voor een compromis?

De navorderingsbevoegdheid is geregeld in geschil in belastingprocedures. Onlangs nog bij het Hof Arnhem-Leeuwarden ( ECLI:NL:GHARL:2024:5930 ). In die zaak kreeg de inspecteur gelijk. Volgens het Hof beschikt de inspecteur over een voor navordering vereist nieuw feit. De adviseur had naar voren gebracht dat de inspecteur naar aanleiding van de aangifte nader onderzoek had moeten doen en dat hij daarom niet over een nieuw feit beschikte. Had deze zaak voorkomen kunnen worden of anders af kunnen lopen?

Voordat ik op die vragen inga, beantwoord ik eerst de volgende vragen: ‘Wat is navordering ook alweer? Welke voorwaarden daarbij gelden.’.

Wanneer kan de inspecteur een navorderingsaanslag opleggen?

De inspecteur kan een navorderingsaanslag opleggen als de aanslag te laag is geweest of ten onrechte achterwege is gebleven. Navordering speelt alleen bij aanslagbelastingen zoals de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting.

Nieuw feit & kwade trouw

Het uitgangspunt is dat de inspecteur over een ‘nieuw feit’ moet beschikken om te kunnen navorderen. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn levert geen nieuw feit op. Bij dat laatste gaat het om de onderzoeksplicht van de inspecteur. Wanneer moet hij een aangelegenheid nader onderzoeken? Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad hoeft hij niet snel tot onderzoek over te gaan. Als de aangifte vragen oproept maar toch juist kan zijn, hoeft hij geen nader onderzoek te doen.

De inspecteur heeft niet altijd een nieuw feit nodig. Hij heeft geen nieuw feit nodig als belastingplichtige te kwader trouw is. Als belastingplichtige opzettelijk een bepaalde inkomens post niet aangeeft, kan de inspecteur navorderen wegens kwade trouw, ook als hij van de inkomstenpost afwist. 

Kenbare fout

Navordering kan ook zonder nieuw feit plaatsvinden als er sprake is van ‘kenbare fout’.  Vaak zijn dat fouten die door automatische afdoening van de aangifte zijn ontstaan. Bijvoorbeeld, de inspecteur kondigt schriftelijk aan de giftenaftrek te corrigeren maar vergeet de automatische afdoening stop te zetten, waardoor de giften wel in aftrek zijn toegelaten.

Het is in dat geval dan voor de belastingplichtige duidelijk dat de aanslag niet klopt. De inspecteur kan in dat geval navorderen zonder nieuw feit. Beoordelingsfouten van de inspecteur vallen hierbuiten.

Navorderingstermijn

De inspecteur kan tot 5 jaar na het einde van het jaar waarop de heffing ziet navorderen. Deze 5 jaarstermijn wordt verlengd met het verleende uitstel voor het doen van aangifte. Is er sprake van een kenbare fout dan is de termijn 2 jaar. Deze termijn is niet gekoppeld aan het jaar waarop de heffing betrekking heeft, maar is gekoppeld aan het moment waarop de belastingaanslag is vastgesteld of de beslissing is genomen geen aanslag op te leggen.

Soms is de termijn van 12 jaar verlengd met het verleende uitstel voor het doen van aangifte. Het betreft situaties waarbij het inkomen of vermogen in het buitenland zijn opgekomen of aangehouden.

Kun je een discussie hierover oplossen?

Discussies met de Belastingdienst over de navorderingsbevoegdheid lenen zich over het algemeen niet zo goed voor een oplossing, tenzij sprake is van een misslag. 

Als de inspecteur meent dat hij kan navorderen, zal hij dat standpunt over het algemeen niet snel prijsgeven. Dat betekent dat je moet gaan procederen om je gelijk te kunnen halen.

De zaak van Hof Arnhem-Leeuwarden

In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden draaide het ook alleen nog om de navorderingsbevoegdheid. Had deze zaak voor de belastingplichtige anders af kunnen lopen? Misschien.

De feiten waren kort als volgt:

-Er is een procedure gevoerd over de vraag of belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft. Het hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord.

-Naar aanleiding van die uitspraak heeft de inspecteur op 1 mei 2015 vragen gesteld over onder meer de aangifte inkomstenbelasting 2013. De vragen gaan onder meer over de schuldverhoudingen.

-Op 15 juni 2015 zijn de vragen beantwoord. De inspecteur heeft op 21 augustus 2015 opnieuw vragen gesteld.

-Op 23 november 2015 informeert hij de belastingplichtige dat hij niet zal afwijken van de ingediende aangifte. Met dagtekening 8 juni 2016 wordt de aanslag 2013 vastgesteld. 

-Naar aanleiding van de aangiftes Inkomstenbelasting 2015 en 2016 stelde de inspecteur in 2018 vragen. Uit de antwoorden volgt dat belastingplichtige in 2013 inkomsten uit aanmerkelijk belang heeft ontvangen.

-In de mailwisseling verwijst de adviseur naar eerdere correspondentie van oktober 2015. In die eerdere mail aan de inspecteur zou zijn aangegeven dat de feiten waren veranderd en dat belastingplichtige het op zijn minst pleitbaar achtte geen aanmerkelijk belang aan te geven.

Het Hof doet de zaak vrij makkelijk af en beslist dat de inspecteur voor het eerst via de correspondentie in 2018 op de hoogte is geraakt van het feit dat er in 2013 inkomsten uit aanmerkelijk belang zijn genoten. Er was volgens het hof ook geen aanleiding voor de inspecteur om onderzoek hiernaar te doen.

Dat laatste kan ik niet helemaal volgen. De inspecteur had over 2013 al vragen gesteld over het inkomen uit aanmerkelijk belang. De aangifte was dan toch al voorwerp van onderzoek op dat punt? Welke informatie belastingplichtige voor het opleggen van de aanslag heeft verstrekt, maakt de uitspraak niet duidelijk maar uit de uitspraak kan wel worden opgemaakt dat hij kennelijk voor het opleggen van de aanslag 2013, in oktober 2015, heeft gemeld dat hij door gewijzigde feiten wederom meende dat er geen sprake is van een aanmerkelijk belang. Had de inspecteur daar dan niet op door moeten vragen? 

De inspecteur had in deze zaak overigens ook gesteld dat sprake is van kwade trouw. Het hof laat dat onbesproken. Belastingplichtige heeft bewust het aanmerkelijk belang niet aangegeven omdat hij kennelijk meende dat dit standpunt juist was. Inmiddels is duidelijk dat het standpunt niet juist is, maar was het standpunt dan pleitbaar? 

Ik kan dat op basis van de uitspraak niet beoordelen, maar het is niet uit te sluiten ook dat zou verkeerd kunnen aflopen voor belastingplichtige. 

Weet jij hoe je aan een probleem kunt zien of het zich leent voor een oplossing?

Vaak kun je aan het probleem al zien of het zich leent voor een oplossing. Op die manier kun je bij een eerste blik op een brief of een rapport van de Belastingdienst als inschatten welke kant het waarschijnlijk op zal gaan. Zo kun je je cliënt alvast een eerste inschatting van de mogelijke uitkomst geven. Dan heeft de cliënt direct al een idee wat de mogelijkheden zijn. Dit kun je aan de hand van een paar eenvoudige stappen al vaststellen. 
Wil jij dit ook leren? Meld je dan via de link hieronder aan voor mijn gratis webinar op donderdag 17 oktober 2024 om 20.00 uur.

Meld je hier aan!