Is de vergrijpboete terecht opgelegd?
Deze vraag is uiteraard van belang bij de beoordeling van een vergrijpboete. De redenen waarom een boete ten onrechte zou kunnen zijn opgelegd, zijn verschillend.
Eerder deze maand heeft de Hoge Raad beslist over boetes die door de Belastingdienst waren opgelegd omdat belanghebbende ten onrechte BPM had teruggevraagd (HR 11 oktober 2024, nr. 22/00955, ECLI:NL:HR:2024:1422 ).
Het Hof had de boetes in stand gelaten, maar de Hoge Raad besliste dat de gedraging helemaal niet beboetbaar is gesteld. De Hoge Raad vernietigt vervolgens de boetes.
Wat is de casus?
Belanghebbende handelt bedrijfsmatig in gebruikte personenauto’s. Hij koopt de auto's van particulieren en verkoopt deze voornamelijk aan personen die buiten Nederland wonen.
Tijdens een boekenonderzoek naar de juistheid van de aangifte omzetbelasting constateert de inspecteur dat belanghebbende belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM) heeft teruggevraagd en heeft teruggekregen.
Volgens de inspecteur is dat ten onrechte en hij legt een naheffingsaanslag op en bij afzonderlijke beschikkingen legt hij boetes ex art. 67f AWR van €128.384 in totaal.
De vraag is of deze boetes terecht zijn opgelegd.
Wat beslist de Hoge Raad?
Het Hof besliste dat er sprake is van een vergrijp ex art. 67, lid 1, AWR. Volgens die bepaling kan aan belastingplichtige of inhoudingsplichtige een vergrijpboete worden opgelegd als het aan de opzet of grove schuld van belastingplichtige of inhoudingsplichtige is te wijten dat de belasting die op aangifte had moeten worden voldaan of afgedragen (gedeeltelijk) niet of niet tijdig is betaald.
De Hoge Raad oordeelt echter dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet. Belanghebbende heeft de belasting niet opzettelijk of grof schuldig niet of niet tijdig betaald. Hij heeft teruggaven gevraagd waar hij geen recht op had.
Is deze gedraging überhaupt beboetbaar gesteld? Niet in lid 1 van art. 67f AWR volgens de Hoge Raad. De Hoge Raad beoordeelt voorts op art. 67f, lid 6, AWR nog uitkomst biedt. Die bepaling houdt in dat art. 20, lid 1, tweede volzin, AWR en art. 20, lid 2, tweede volzin, AWR van overeenkomstige toepassing zijn.
De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat de situaties zoals beschreven in art. 20, lid 1, tweede volzin, AWR en art. 20, lid 2, tweede volzin, AWR zich hier niet voordoen.
De teruggevraagde belasting heeft namelijk geen betrekking op eerder door belanghebbende betaalde belasting en er is ook geen sprake van een indeplaatsstelling.
De Hoge Raad concludeert vervolgens dat de gedraging van belanghebbende (het ten onrechte terugvragen van BPM) niet beboetbaar is gesteld. De boeten moeten daarom worden vernietigd.
In de praktijk
Wat mij opvalt is dat het Hof in de uitspraak met geen woord rept over de beboetbaarheid van de gedraging. Het Hof noemt art. 67f, lid 1, AWR en beslist vervolgens dat de boetes terecht zijn opgelegd.
Het Hof onderbouwt dat als volgt:
“ Met betrekking tot auto’s die niet zijn uitgevoerd respectievelijk verkocht acht het hof aannemelijk dat het ten onrechte indienen van teruggaafverzoeken te wijten is aan voorwaardelijk opzet van belanghebbende omdat evident is dat in die gevallen geen recht op BPM-teruggaaf bestaat en aannemelijk is dat belanghebbende zich hier, mede gelet op zijn ervaring als autohandelaar, bewust van was. Het hof acht in een dergelijk geval een boete van 50% in beginsel passend en geboden.
Met betrekking tot auto’s die aan een afnemer van buiten de EU/EER zijn geleverd en auto’s waarvan niet aangetoond kan worden dat deze aan afnemers binnen de EU/EER zijn geleverd, acht het hof aannemelijk dat het ten onrechte indienen van teruggaafverzoeken te wijten is aan grove schuld van belanghebbende.”
Het Hof meent dat het ten onrechte indienen van de teruggaafverzoeken is te wijten aan voorwaardelijke opzet dan wel grove schuld van belanghebbende. Ik vind de onderbouwing opvallend omdat dit evident niet de beboetbare gedraging is van lid 1.
Het valt mij al langer op dat hier niet goed naar wordt gekeken. Zo is het ‘opzettelijk doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting’ ook geen beboetbaar feit. Toch zie ik dat regelmatig terug in correspondentie van de Belastingdienst. Hier zou wat mij betreft beter op gelet moeten worden.
Wil je iedere vrijdag de blog als eerste ontvangen? Meld je dan aan via deze link