Is de bestuurdersaansprakelijkheid in strijd met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel?
Is de bestuurdersaansprakelijkheid in strijd met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel?
13 oktober 2023 

Is de bestuurdersaansprakelijkheid in strijd met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel?

Op 6 oktober 2023 heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over het onweerlegbaar bewijsvermoeden bij bestuurdersaansprakelijkheid (art. 36, lid 4, IW). De Hoge Raad twijfelt of deze regeling niet in strijd is met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel.

Waarvoor is betrokkene aansprakelijk gesteld?

De inmiddels gewezen bestuurder is aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonbelasting over de maanden december 2018 tot en met februari 2019 en voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen omzetbelasting over de maanden november 2018 tot en met februari 2018.

De betrokkene is op 29 maart 2019 afgetreden als bestuurder. Aan het begin van het jaar 2020 is de vennootschap failliet verklaard. Er is door de vennootschap geen betalingsonmacht gemeld.

Wat vindt de Hoge Raad?

Vond de Hoge Raad in 2011 het ‘onweerlegbaar bewijsvermoeden’ nog een krachtige stimulans voor de bestuurder om tijdig betalingsonmacht te melden, nu vindt de Hoge Raad dat het voor de bestuurder uiterst moeilijk is om het tegenbewijs te leveren als niet aan de meldingsplicht is voldaan. De bestuurder zal volgens de Hoge Raad alleen aannemelijk kunnen maken dat het niet voldoen aan de meldingsplicht niet aan hem is te wijten, als er sprake is van overmacht of als hij te goeder trouw is afgegaan op het advies van een derde, die hij voor voldoende deskundig mocht houden. In de praktijk komt het erop neer dat het voor de bestuurder nauwelijks mogelijk zal zijn aan de aansprakelijkheid te ontkomen als niet is voldaan aan de meldingsplicht (ro. 5.6.5).

In 2011 was de Hoge Raad van oordeel dat er geen strijd was met het Unierechtelijk rechtszekerheid- of evenredigheidsbeginsel, maar nu twijfelt de Hoge Raad daaraan. De Hoge Raad wijst daarbij op het arrest van het Hof van Justitie van 13 oktober 2022, C1/21, ECLI:EU:C:2022:788.

Prejudiciële vragen

De Hoge Raad stelt hierover prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. De Hoge Raad vraagt antwoorden op – kort gezegd -de volgende 2 vragen: 

-Is het onweerlegbaar bewijsvermoeden in strijd met het evenredigheidsbeginsel? Daarbij in aanmerking nemend dat als niet aan de meldingsplicht is voldaan, het uiterst moeilijk is om aan de aansprakelijkheid te ontkomen.

-Is bij beantwoording van die vraag relevant of de bestuurder te goeder trouw heeft gehandeld, hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt, en zijn betrokkenheid bij misbruik of fraude is uitgesloten?

Iedere week deel ik per mail een update. Vind je het leuk om deze updates te ontvangen? Meld je dan aan via deze link.

Wil je het hele artikel lezen? Schrijf je in via de knop 'Lees hier meer!' en ontvang wekelijks naast een samenvatting, ook meer over de context en de toepassing:

Lees het hele artikel op Tax Studio Online

Dit deel van het artikel is een gratis onderdeel van het gehele artikel. Wil je de rest ook lezen? Lees dan verder op Tax Studio Online.

Uitgebreidere context van het probleem

Tips voor praktische toepassing

Elke week een nieuw artikel

Toegang tot een data-base vol artikelen

        
        Lees hier meer!     

    


Over de schrijver
Reactie plaatsen