Ja, dat kan maar dat heeft niet direct gevolgen.
Vaststelling dat BV een belastingschuld heeft
In 2003 heeft de Hoge Raad beslist dat het opleggen van een belastingaanslag aan een vennootschap die is opgehouden te bestaan niets anders inhoudt dan dat er in dat jaar op de vennootschap een belastingschuld heeft gerust.
Volgens de Hoge Raad is het formaliseren van die schuld door het opleggen van een belastingaanslag niet zinloos, omdat de vereffening van de vennootschap kan worden heropend. In dat geval herleeft de vennootschap.
Bezwaartermijn vangt niet aan
Zolang de vereffening niet is heropend, vangt de bezwaartermijn niet aan. De bezwaartermijn vangt pas aan als de vereffening is heropend en de belastingaanslag bekend is gemaakt.
Dat neemt volgens de Hoge Raad niet weg dat een bezwaar dat voor de aanvang van de bezwaartermijn is ingediend, niet niet-ontvankelijk kan worden verklaard.[1]
Beslistermijn bezwaar
Op 21 april 2023 heeft de Hoge Raad daaraan toegevoegd dat ook de beslistermijn niet gaat lopen zolang de bezwaartermijn niet is aangevangen.
Dat geldt ook als de inspecteur het bezwaar toch alvast, dus voor de start van de bezwaartermijn, in behandeling heeft genomen en de behandeling niet heeft aangehouden tot het begin van de bezwaartermijn.
Dat betekent dat de indiener van het bezwaar geen mogelijkheden heeft om de beslissing op het bezwaar af te dwingen. Als de beslistermijn niet is aangevangen kan de inspecteur niet in gebreke worden gesteld en kan er ook geen beroep wegens het niet tijdig doen van een uitspraak worden ingediend.[2]
Wat zijn de gevolgen?
Wat zijn de gevolgen hiervan? Zolang de belastingaanslag niet is bekend gemaakt, ontstaat er ook geen verplichting om te betalen. Zoals de Hoge Raad in 2003 heeft beslist, is het formaliseren van een belastingschuld op naam van een niet meer bestaande vennootschap niets meer dan de vaststelling dat op de vennootschap in desbetreffende jaar een belastingschuld heeft gerust.
Ook als de ontvanger een derde aansprakelijk wil houden voor de belastingschuld moet eerst de vereffening worden heropend. Voordat tot aansprakelijkstelling kan worden overgegaan moet de belastingschuldige namelijk kennis hebben kunnen nemen van de belastingschuld en moet zij in de gelegenheid zijn geweest de schuld te betalen.
Het formaliseren van de belastingschuld door het opleggen van een belastingaanslag heeft dus niet direct gevolgen, maar er is een uitzondering hierop. Als de vennootschap failliet is gegaan en het faillissement is bij gebrek aan bate opgeheven dan kan de Belastingdienst zonder heropening van de vereffening overgaan tot aansprakelijkstelling van de gewezen bestuurder. In een dergelijk geval heeft heropening van de vereffening volgens de Hoge Raad geen zin omdat de vennootschap de belastingaanslag niet zal betwisten en ook niet zal betalen. De aansprakelijkgestelde kan de omvang van de schuld in bezwaar en beroep tegen de aansprakelijkstelling betwisten.[3]
Andere wijze van bekendmaken
Vanaf 2019 heeft de ontvanger de mogelijkheid om een belastingaanslag aan een niet meer bestaande BV bekend te maken door verzending van het aanslagbiljet aan het parket van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank in welk rechtsgebied de laatstbekende vestigingsplaats van de belastingschuldige is gelegen of bij de rechtbank Den Haag.
De gegevens op het aanslagbiljet worden gepubliceerd in de Staatscourant. Een kopie van het aanslagbiljet wordt gestuurd aan de laatste bestuurders, aandeelhouders of vereffenaars van belastingschuldige, voor zover deze bekend kunnen zijn bij de ontvanger.
Meer weten?
Wil je weten hoe ik hier in mijn praktijk mee omga? Iedere vrijdag deel ik dat per mail in een wekelijkse update. Vind je het leuk om deze updates te ontvangen? Meld je dan aan via deze link.
Meer over de verplichtingen die ondernemers hebben vind je ook in mijn boek ‘Winnen van de belastingdienst? Doe je zo!’. Meer weten over het boek klik dan op de link Winnen van de belastingdienst.
[1] HR 19 september 2003, nr. 38.372, ECLI:NL:HR:2003:AK8288
[2] HR 21 april 2023, nr. 20/04296, ECLI:NL:HR:2023:542
[3] HR 18 december 2009, nr. 08/02641, ECLI:NL:HR:2009:BJ4910